Diep in het hart van de Wilderlanden ligt een paleis: groot, prachtig en eeuwen oud. Haar witte muren staan even schitterend en start als de dag dat ze werden neergezet. Haar torens reizen ver boven het groene bladerdak. Toch is dit machtig gebouw afwezig van enig leven. Het Paleis der Doods is waar nachtmerries werkelijkheid worden, het is het huis der ondoden.

Wie het Paleis der Doods betreed op zoek naar de schatten van haar kerkers, zal er snel achter komen dat haar kerkers zich diep wortelen. Dieper dan de diepste krochten van Ittilia en samen met de wortels van Ittilia ontspringt het Paleis in het wolkendek van Hédroril. Daar, in de lucht van wonderlijke rijk der reuzen, klimt ze net zoals de wortels van Ittilia naar beneden. Dit doet ze voor wat lijkt op een eeuwigheid, tot haar wentelende trappen en oude liften de vulkanische diepte van Hédroril bereikt. Het Paleis stopt hier niet, ze worteld zich dieper en dieper, tot ze eindelijk stopt. Tot ze stop in de hoogte van het vurige landschap van de eerste laag van Hénu.

Daar hangt het Paleis der Doods, van het platfond van de eerste laag van Hénu, en het klimt helemaal tot het ver boven het bladerdek van de Wilderlanden uitsteekt. Het Paleis is de eeuwenoude weg die Ittilia met Hénu verbind, de route die ondoden nemen om tot de hel te raken, en de manier waarop de duivels Ittilia binnen dringen om haar inwoners te treiteren.

Het is niet zeker wat men zal terugvinden in de ontelbare gangen en kamers van het Paleis der Doods. Welke horrors en gevaren er op de loer liggen, of welke schatten en kennis er verborgen ligt. Wat men wel weet, is dat ieder die het Paleis der Doods betreed, er zeker de dood zal vinden.