Hoor mij nu, gij draak van vuur Geef terug die jonkvrouw, of dit wordt uw laatste uur Ik laat u de keus, gij groot stuk rood Geef u over, of ik steek u dood
De draak die lacht en zegt, minacht Gij ijzeren bokaal, gij kent niet mijn kracht Ik ga u levend bakken, in die pan rond uw lijf En mijn avondeten zal klaar zijn, rond half vijf
En zo ontbrak het gevecht, vol bloed en geweld De details ervan, die zijn ons nooit verteld Toch, om half vijf, was het avondeten klaar Echter, niet de ridder, maar de draak was gaar
De jonkvrouw was vrij, de ridder vroeg om haar hand Nog diezelfde dag galmde de klokken doorheen het land
“De Ridder en de Draak” is een verhaal over een dappere ridder die een jonkvrouw redt van een monsterlijke draak. De oorsprong van het originele verhaal ligt waarschijnlijk in Qzesbwi, hoewel het tegenwoordig ver verspreid is en vele versies kent. Het bovenstaande gedicht werd opgesteld door de dichter Skellon Andotorix uit Wehltir.